maandag 3 februari 2014

Intercultureel zwanger zijn

Zwanger zijn is een hele opgave. Vermoeidheid, misselijkheid, rustig aan doen, opletten met wat je eet en drinkt, dingen doen en dingen juist laten. Uit alle hoeken komen goed bedoelde adviezen. Zwanger zijn van een half-Italiaans kind betekent goedbedoelde adviezen uit Italië en die zijn hier en daar net even anders.

Mijn eerste bezoek aan Italië in mijn hoedanigheid van zwangere vrouw leidde meteen tot meerdere kruisverhoren. Heb je dit en dat onderzoek gehad? Urine getest? Toxoplasmose? Er bleken al gauw wat fundamentele verschillen tussen mij en de zwangere vrouw van de neef van mijn man. Nee, in Nederland testen ze niet op toxoplasmose. Want ook al heb je die ziekte gehad, dan moet je nog steeds voorzichtig zijn. Nee, ook geen urinetest. Nee, we gaan niet naar de gynaecoloog, alleen als er problemen zijn. Nou, gewoon naar de verloskundige. Ja, de meeste vrouwen bevallen thuis. Raar, hè? Nee, ik ga ook liever naar het ziekenhuis, hoor. Ja, volgens mij mag ik nog gewoon vliegen. Fietsen? Natuurlijk fiets ik nog gewoon! Mijn woordenschat is in elk geval uitgebreid met alle verloskundige termen en Italiaanse babypraat en nu kan ik ook in het Italiaans overal over meepraten.

Na de 20-weken-echo hadden we wel een probleem. Mijn ouders willen niet weten wat het wordt, mijn schoonouders wel. In Italië is het heel normaal om daar openlijk over te praten. In veel gevallen wordt de ongeboren prins of prinses al bij de naam genoemd en iedereen mag die weten. Ik vond dat toch niet zo'n leuk idee. Gewoon, omdat het nog niet beschikbaar is voor de hele wereld. Je merkt het vanzelf. Wij weten wat het wordt, maar houden het voor onszelf. Niet dat dit altijd even makkelijk gaat, want die Italianen zijn me daar toch nieuwsgierig. Ook de Italiaanse zakenpartners voor wie ik tolk vragen ernaar. Maar hun vertel ik het lekker wel.

Nu dus wachten tot de kleine komt. Vier maanden nog. En er moet nog een hoop geregeld worden, dus daar komt het culturele begrip van timemanagement om de hoek kijken. Alles-op-tijd-regelen-op- zijn-lekker-Hollands? Of: het-komt-wel-goed-easy-Italiaans? We maken er een mix van. Een Italiaanse vriend van ons rende op een dag de babywinkel binnen met de vraag: ‘Wat heb ik nodig? Mijn vrouw ligt nú te bevallen!’ Dat gaan we voorkomen.
 
We hopen natuurlijk dat ons kind straks gezond is, maar vooral ook mooi, slim, lief en niet geheel onbelangrijk: voorzien van de beste karaktereigenschappen uit de Nederlandse en de Italiaanse cultuur. Een mooie italo-olandese. Maar wat zijn die eigenschappen dan? Hopelijk heeft het een Nederlandse talenknobbel. We gaan in elk geval meteen ons best doen het tweetalig op te voeden. Ik wil de flexibiliteit, de passie en het gevoel voor schoonheid van een Italiaan, maar ook wel een vleugje punctualiteit en organisatiekundigheid van de Nederlander. Wel graag zonder Nederlandse arrogantie en Italiaanse jaloezie.

Een half-Italiaanse kind zal wel van eten houden, en hopelijk ook van reizen. Maar het hoeft niet helemaal ingepakt te worden met wollen truien, want een half-Nederlands kind wordt vast geen koukleum. En waarom hebben Italiaanse kindjes toch altijd febbre (koorts)? Misschien omdat ze in Italië niet bekend zijn met het begrip ‘verhoging’? Als het aan mij ligt wordt ons kind geen Italiaansteller, zoals ik de Italianen soms schertsend noem. Wij Nederlanders vinden onszelf maar bikkels. Maar een beetje mammone (moederskind) mag dan weer wel! Wie weet krijgt het donker haar - alle kindjes van onze Nederlandse vrienden zijn al blond -, maar wel graag met blauwe ogen. Wordt het dan zo’n lange bonenstaak? Een Italiaanse charmeur?
We zullen wel zien, vedremo
 

donderdag 19 december 2013

Mine Vaganti in Lecce

Toen ik laatst in Lecce was om een klant bij te staan in zijn communicatie met de pugliesi, werden we door de architect met wie we zakendeden en zijn vrouw mee uit eten genomen. Ze brachten ons naar het meest karakteristieke restaurantje in de oude binnenstad waar nationale en internationale filmsterren altijd komen eten als ze in Lecce zijn, aldus de vrouw van de architect. Aan de muur hingen dan ook vol trots de foto's van de eigenaar in pose naast Carolina Crescentini en Alessandro Preziosi, en van Riccardo Scamarcio gezeten aan zijn maaltje. Natuurlijk kwamen daarbij de verhalen over Lecce en de filmindustrie.

Ferzan Ozpetek

Zo schoot één van Italiës bekendste regisseurs, de Turkse Ferzan Ozpetek, hier de film Mine vaganti (ongeleide projectielen), waarin de eerder genoemde Scamarcio een belangrijke rol vertolkt. In deze romantische komedie zien we een traditionele familie uit Zuid-Italië die het familiebedrijf in pastaproductie moet voortzetten. Jongste telg Tommaso is echter in Rome gaan studeren - geen economie zoals de rest van de familie denkt, maar letteren - en heeft daar zijn ware aard ontdekt. Op de avond dat hij tijdens een familiediner uit de kast wil komen, is zijn oudere broer Antonio hem echter voor. Ook hij blijkt op mannen te vallen en besluit daar openlijk voor uit te komen. Dat zet de gemoederen nogal onder spanning en de pater familias besluit Antonio te verbannen. We volgen de familie die uit man en macht probeert het geheim te bewaren, met alle gevolgen van dien, totdat de tragische dood van oma, ook zo'n ongeleid projectiel, het boeltje weer bij elkaar brengt.

Homoseksualiteit

In Ozpeteks films draait het vaker om homoseksualiteit. Ook in Le fate ignoranti en Saturno contro komt het onderwerp aan bod. Puglia is wat dat betreft misschien wel de meest geschikte regio van (Zuid-)Italië om dit onderwerp aan te snijden. De badplaats Gallipoli staat bekend als trekpleister voor homoseksuelen en ook de presidente della regione, Nicola (Nichi) Vendola, maakt van zijn geaardheid geen geheim. Zo vertelde de architect dat hij laatst nog met hem en diens nieuwe ragazzo op vakantie was.

Filmdecor bij uitstek

Straatje in Lecce
De vrouw van de architect wees me de plek aan waar de twee broers met elkaar op de vuist gaan. Ik had de film toen nog niet gezien, maar heb van de eerste de beste vrije avond gebruik gemaakt om die dvd uit mijn kast te halen. Lecce leent zich uitstekend als filmdecor. De met lichtgele steen beklede smalle straatjes geven het geheel een romantisch tintje. Geen wonder dat Ozpetek zijn laatste film, Allacciate le cinture, dan ook weer daar heeft opgenomen.

Ook benieuwd naar deze feel-good-movie? Bestel dan hier de dvd:

maandag 25 november 2013

What's in a name?

Het is weer bijna 30 november, de dag van Sint Andreas de apostel, dus de onomastico van mijn marito Andrea. In Nederland vieren we dat feest eigenlijk niet, maar in Italië is de naamdag soms zelfs belangrijker dan de verjaardag. Italiaanse kinderen boffen dan ook: zij krijgen twee keer per jaar taart en cadeautjes.
 
Het kiezen van een naam is een bijzonder moeilijke opgave. Je kind loopt er voor de rest van zijn of haar leven mee rond. In Italië worden kinderen nog vernoemd naar een belangrijk persoon in de familie, al blijft het vaak bij één, hooguit twee namen. Ik ben ‘gezegend’ met drie (doop)namen die in het dagelijks leven helemaal niet worden gebruikt (behalve bij het boeken van een vlucht), want ik heb namelijk een roepnaam. Dat begrip kennen ze in Italië niet. Giuseppe wordt soms Pino of Beppe genoemd, maar dat zijn meer koos- of bijnamen.
 
Namen zijn in Italië ook enigszins regionaal gebonden. Grote kans dat Salvatore uit Sicilië komt en Angelo uit Napels. In de jaren 80 was Andrea de meest populaire jongensnaam. De eerste keer dat ik zo’n mannelijke Andrea ontmoette in Italië moest ik wel een beetje gniffelen. Bij ons in Nederland is dat een meisjesnaam, in Italië is de vrouwelijk variant Andreina. Toch bleek later dat er heel wat mannelijke Andrea’s rondlopen in Italië. Ergens is het ook wel logisch dat het een mannennaam is, want die komt namelijk van het Griekse anér of andrós (man) en andréia (fort). Andrea’s zijn dan ook mannelijk, moedig en sterk. Er zijn ook Italiaanse mannen die Simone, Daniele of Michele (uitspraak: Miekééle) heten. Die hebben een vrouwelijke tegenhanger Simona, Daniela en Michela. In Italië heel normaal.
 
Als Nederlands-Italiaans koppel brengt ons dat wel in moeilijkheden. Welke naam gaan wij geven aan ons kind? Voor una femmina (een meisje) hebben we een hoop mooie opties, maar voor un maschio? Je wilt natuurlijk niet dat je zoon wordt gepest met een vrouwennaam. In eerste instantie neig ik naar een mooie Italiaanse naam. Maar dingen als Riccardo en Angelo in Nederland doen mij denken aan schoffies. Een naam als Francesco wordt niet mooi uitgesproken en Marco en Carlo zijn zo standaard. Bovendien doen mij die denken aan Borsato en Boszhard. En hoe zit het dan met Nederlandse namen? Jeroen, Mathijs en Gerbrand krijgen de Italianen haast niet over hun lippen. Ik geniet altijd enorm van Italiaanse verslaggevers die zeer creatief de Nederlandse namen van voetballers uitspreken. Roed Koeliet, Kroe-ief en Van Stekèllenboerg. Bij de Nederlandse verslaggevers die Italiaans voetbal verslaan gaan mijn nekharen overeind staan, omdat ze die mooie Italiaanse namen zo lelijk maken.
 
Verder moet een voornaam ook passen bij een achternaam en vooral niet leiden tot een schaamnaam. Die kans is nogal groot als je je kind Felice (gelukkig/blij) noemt: Piacere, sono Felice del Bagno (Aangenaam, ik ben blij met het toilet) of: Felice Mastronzo (Gelukkig, maar een klootzak). Andere leuke Italiaanse nomi ridicoli zijn: Guido di Rado (Ik rijd zelden auto) of Margherita Pizza. In Italië draaien ze voor- en achternaam altijd om op officiële documenten, dus op haar geboortecertificaat staat dan PIZZA Margherita.
 
Een naam bedenken is dus zeker niet makkelijk. Ons kindje komt eind mei. We hebben dus nog even de tijd om er goed over na te denken. Uiteraard staan we open voor suggesties!
 
 

zondag 10 november 2013

Interculturele bemiddeling

De laatste tijd ben ik bezig met een paar leuke opdrachten die allemaal onder hetzelfde kopje vallen: de interculturele bemiddeling. De Nederlanders voor wie ik werk hebben om verschillende redenen de meest uiteenlopende dingen nodig uit Italië. Van een speciale zandsoort die in Italië wordt gewonnen tot een medisch dossier uit een ziekenhuis vlak bij Rome. Van zonnelenzen voor een nieuw ontworpen zonnebril tot de ontwikkeling van nieuwe projecten in Zuid-Italië. Dit zijn voor mij heel interessante opdrachten, omdat ik daarbij alle kennis die ik tijdens mijn studie Interculturele Communicatie en de jaren waarin ik nauw heb samengewerkt met Italianen kan toepassen. Ik weet hoe ze in elkaar zitten en hoe ik mijn doel kan bereiken.
 

Onoverkomelijke taalbarrière

In eerste instantie komen mijn klanten vooral bij mij terecht omdat ze de taal niet spreken. Hoewel de taalsituatie en internationalisering in Italië volop onderhavig is aan ontwikkeling en verbetering, blijkt dat taal toch het eerste struikelblok is. Het Engels van de Italiaan is nog niet altijd op niveau en de communicatie loopt daardoor vaak niet echt soepel. Bovendien vinden de meeste partijen het prettig om in hun eigen taal te kunnen communiceren. Niet altijd, want het kost natuurlijk wel extra tijd  en geld als de woorden van de ene naar de andere taal moeten worden omgezet, maar de kans op misverstanden is zo wel kleiner. Dus laten ze mij hun e-mails vertalen en nemen ze mij mee naar hun businessmeetings.
 

Communiceren als een Italiaan

Pas later blijkt dat Italianen gewoon ook een andere manier van communiceren hebben. Communicatie gaat niet alleen over woorden, maar ook over gebaren, manieren, middelen. Iedereen weet dat een Italiaanse monoloog gepaard gaat met flinke handgebaren en stemverheffingen. Dat ze graag praten en minder graag e-mailen. Ik zal ook niet zomaar een e-mail sturen, maar eerst altijd even bellen om te kijken wie de juiste persoon is, en de uiteindelijke e-mail zal in eerste instantie veel formeler zijn naar een Italiaanse ontvanger, dan naar een Nederlandse. Daarnaast is het Italiaanse taalgebruik veel chiquer en omslachtiger.
 

Zakendoen in de Italiaanse economie

Dat wij Nederlanders wat rechtdoorzee zijn in woorden en daden kan bij een Italiaan in verkeerde aarde vallen. Daarom is het goed om de regels van het spel te kennen. Je te verdiepen in de Italiaan en te proberen een goede band met hem op te bouwen. Daarbij is voldoende ruimte voor een social talk, over eten of la famiglia, maar vermijd vooral de onderwerpen mafia en politica.
 
Voor wie zelf ook van plan is zaken te doen met Italië, of gewoon uit interesse meer wil weten over de Italiaanse economie, kan vrijdag 29 november terecht in het zakelijk hart van Nederland. Op de Zuidas wordt namelijk door de Werkgroep Italiëstudies een studiemiddag georganiseerd waarop verschillende experts hun boekje zullen opendoen over het hoe en wat rond de Italiaanse economie.
Voor meer informatie, zie:
https://sites.google.com/site/werkgroepitaliestudies/agenda/italiaanse-economie.

Daar zal ook Maarten Veeger spreken, die als Italië-correspondent voor Het Financieele Dagblad schrijft. Wil je weten wat hij allemaal weet over zakendoen in Italië? Koop dan hier zijn Italiaanse zaken. Zakelijk succes volgens Italiaans recept:
 

zondag 18 augustus 2013

La maestra: over het doceren van een taal

Eigenlijk ben ik er gewoon ingerold, in het taalonderwijs. Via een stage op de universiteit, en een dame die privéles Italiaans wilde en vervolgens een aanbod om bij de Dante Alighieri in Utrecht te komen werken. Daarna volgde de Volksuniversiteit Utrecht en later een inhouse taaltraining bij eni. Nu ben ik ineens 8 jaar verder en heel wat ervaringen rijker. En ik zou het niet meer willen missen.
 

Lesgeven is een vak

Gekscherend noem ik lesgeven een hobby, het voelt niet als werken. Vaak heb ik een leuke, persoonlijke band met mijn studenten, die ik ook geregeld in privésfeer spreek. Dat neemt niet weg dat ik mijn vak uiterst serieus neem. Want dat is het: lesgeven is een vak. Lesgeven vereist bepaalde skills. Dat je een taal spreekt wil nog niet zeggen dat je die ook kunt onderwijzen. Zo heb je als taaldocent een flinke dosis geduld nodig, zoals de taalstudent geduld nodig heeft om zich die taal eigen te maken. Stelletjes met verschillende nationaliteiten zouden zich hier dan ook niet aan moeten of willen wagen. Het is zo'n romantisch idee om samen elkaars taal te leren, maar in praktijk is dat helemaal niet zo leuk. Het is helemaal niet leuk om met je partner te praten alsof het een klein kind is: langzaam, met makkelijke woorden, duidelijk articulerend. Een echte taaldocent doet dat. Het is niet leuk als je partner met zijn ogen rolt, omdat je weer het verkeerde lidwoord hebt gebruikt of het werkwoord niet hebt vervoegd. Een echte taaldocent doet dat niet.
 

Moedertaaldocent of niet?

In eerste instantie onderwijs ik Italiaans aan Nederlanders. Ik heb die taal gestudeerd aan de universiteit en mijn taalkennis dus stukje bij beetje opgebouwd met blokjes grammatica. Daardoor heb ik een ander soort kennis dan een moedertaalspreker, die opgroeit met de taal. Sommige taalinstituten bieden alleen lessen aan die worden gegeven door een moedertaaldocent. Daar is iets voor te zeggen. De kennis van je moedertaal gaat nu eenmaal dieper en verder. Maar hoe goed ken je de grammatica van de taal waarmee je opgroeit? Hoe vaak filosofeer je eigenlijk over het waarom van woorden en zinsconstructies en ga je er niet te vaak vanuit dat dingen gewoon zo zijn? Als 'buitenlandse' docent ben je bovendien meer in staat vergelijkingen te leggen met andere talen, vooral als je in je eigen taal lesgeeft. Het feit dat ik de Nederlandse taal ken, betekent dat ik de Italiaanse valkuilen ken. Ik weet waarmee Nederlandse studenten moeite hebben en waarom ze bepaalde fouten maken.
 
Maar goed, als een 'moedertaler' dan de voorkeur heeft, zou ik dus Nederlandse les kunnen geven. Dat ben ik dan ook gaan doen. Daarvoor moest ik wel weer met mijn neus in de grammaticaboeken, want het Nederlands uitleggen als een taal zonder regels en logica, gaat er bij mij (en mijn studenten) niet in.  En dan natuurlijk wel alleen aan Italianen, want die ken ik en ook hier geldt dat ik weet waarmee ze worstelen. Welke klanken ze moeilijk kunnen maken, waarom ze geen dubbele klinkers schrijven en dat ze het verschil niet horen tussen vis en vies.

Motivatie

Goed, ik kan dus de grammaticale zaken uitleggen en ik ken bepaalde tactieken om dat te doen. Ik weet waar een taalstudent blij van wordt en wat hem blokkeert. Maar uiteindelijk moet hij of zij het toch zelf doen. Zelf woordjes leren en zelf oefenen. Dan kan de juiste motivatie van essentieel belang zijn. Wat is je doel? Hoe graag wil je het leren? Vind je het leuk om te doen? Dat speelt allemaal mee.
Veel van mijn Nederlandse studenten leren Italiaans voor de lol. Soms uit liefde, bijna altijd omdat het zo'n mooie taal is, vaak omdat ze op vakantie gaan naar Italië en het Engels daar nog altijd niet op peil is. Ze worden niet gedwongen en die ongedwongenheid voer ik door in mijn lessen. Leuke, gezellige en tevens leerzame lessen. De Italianen die bij mij Nederlands leren wonen hier en hebben heel andere motieven: maatschappij, werk, dagelijks leven. En soms uit liefde. Alhoewel geen echte noodzaak, want 'iedereen' spreekt Engels in Nederland. Sinds kort heb ik een Italiaanse dokter op les. Een cardioloog. Hij is pas een paar maanden in Nederland om onderzoek te doen, maar gaat hier tevens met patiënten aan de slag. Hij móét dus Nederlands leren. Toen hij de eerste keer bij mij op les kwam had hij net twee weken intensieve zelfstudie gedaan. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik kon gewoon hele gesprekken met hem voeren. Van dat soort studenten word ik blij.
 
Blij word ik ook van studenten die hun eerste volzin produceren, zelf de betekenis van een woord afleiden, een tekst netjes voorlezen, een vraag stellen in hun nieuwe taal. Van studenten die films, boeken en muziek gebruiken als oefening, die elke week weer vol aandacht en energie in de les zitten, die me in de vakantieperiode zelfvertaalde teksten opsturen, die me verrassen met een bloemetje op mijn verjaardag, of me uitnodigen voor een dinertje met de hele klas. Kortom, van lesgeven word ik blij.